Pfffr, het derde telefoontje in een uur over die verdomde auto. De koper meld dat hij net bij een garage is geweest die hem heeft verteld dat de benzinepomp vervangen moet worden. Ik voel de vraag al aankomen, of de we de kosten hiervoor kunnen delen? Aangezien ik een half uur eerder al had aangeboden dat hij het vehicle maar terug komt brengen als het niet bevalt lijkt mij de beste optie om hiermee akkoord te gaan met een aanvullende voorwaarde. “Prima, ik maak het geld vanavond naar je over maar dan wil ik er ook helemaal niets meer over horen!” antwoord ik hem, lichtelijk verbaasd dat ik dat blijkbaar in minder dan een seconde kan verzinnen. De koper gaat akkoord en bedankt mij voor het begrip en manier van zaken doen. Tsja, gewetensnood zou ik het nog niet noemen, maar ik weet ook wel dat er dingen mankeren aan het voertuig. Alhoewel ik trillen van het stuur moeilijk in verband kan brengen met een defecte benzinepomp. Aan de andere kant voor de uiteindelijke verkoopprijs waren er nog minimaal twee gegadigden, iets wat op de een of andere manier eventueel schuldgevoel ongedaan maakt. Direct nadat ik thuis kom maak ik het bedrag over naar zijn rekening waarbij blijkt dat de naam die op zijn onderarm getatoeëerd stond zijn eigen achternaam is.
Mijn relatie met betrekking tot het gemotoriseerde vierwielige transport, ook wel auto genoemd, is altijd een soort van liefde/ergenis relatie geweest. Ik haalde pas op latere leeftijd mijn rijbewijs, rond mijn zesentwintigste ongeveer, waarna ik al snel mijn eerste auto aanschafte. Een blauwe Toyota Tercel met maar liefst vier versnellingen. Daar had ik de eerste jaren weinig problemen mee, een versleten koppelingsplaat die vervangen moest worden en een lelijke deuk in een deur doordat iemand ertegenaan was gereden, maar ook deze was met wat hulp vakkundig vervangen. Daarna ging het echter snel bergafwaarts. Met een lekke uitlaat en uiteindelijk een volledig vastgelopen motor mocht ik hem voor de oud ijzerprijs bij de sloop achterlaten. Achtereenvolgens heb ik de volgende auto’s voor een lage prijs gekocht en nog lager ingeruild voor de volgende net-niet auto. een Fiat Panda, een Renault 19, een Renault Megane en een Hyundai Coupe 2.0.
Een speciale vermelding verdient de Hyundai Coupe die tussen de Panda en Renault 19 kwam. Deze heb ik cadeau gekregen van mijn ouders aangezien ik op dat moment behoorlijk aan de grond zat en ik me mede daardoor weer, bijna letterlijk, op de arbeidsmarkt kon begeven. Helaas had deze aan het eind van zijn leven de onhebbelijkheid om er op de snelweg, met honderdtwintig kilometer per uur, simpelweg mee op te houden, daarna, al rijdend, opnieuw starten ging nog een tijdje goed. Gelukkig hoefde de autoverkoper bij inruil alleen maar de motor te horen aangezien op weg er naar toe de auto al minimaal tien keer was afgeslagen.
“Het ding rijdt voor geen meter! Ik zou mijn kind er nog niet in meenemen!”. Ik heb de kameraad van de koper aan de telefoon en vraag me af waarom er nog een keer over gebeld wordt aangezien ik een half uur geleden de koper al heb aangeboden dat hij het voertuig maar terug komt brengen. Ik antwoord: “Breng hem dan maar terug maar vandaag kan pas na vijf uur aangezien ik aan het werk ben”. Inderdaad wil ik ergens een kleine barrière opwerpen wat uiteindelijk misschien wel mijn geluk is. Ik krijg een vaag ratelend (teveel red-bull?) antwoord terug, over een Scooter waar nog iets mee moet die avond. “Dan morgenvroeg, maar laat even weten hoe laat je er denkt te zijn”. Dat is goed en wederom een bedankje voor het begrip.
De Huyndai Coupe 2.0 was een leuke auto. Ik zou heel graag vertellen dat het fenomeen auto me totaal niet interesseert. Maar ook ik was ooit een jongetje wat graag rondreed met zijn autootjes met daarbij de slechte imitatie van een motor terwijl alles in een straal van een meter niet veilig was voor het vocht wat daarbij vrij kwam. Ik heb nog een oer-afbeelding van een auto diep gegrift in mijn geheugen. Een lichtblauwe Toyota sportauto met opklappende koplampen, die in het geval van een zesjarige Tino, niet omhoog konden aangezien het een Dinky Toy was. De Coupe, kwam daar aardig bij in de buurt totdat de derde versnelling en de achteruitversnelling het begaven.
Ik was toen net verhuisd en ergens zat het idee vast dat ik perse een auto nodig had, dus op zoek naar het volgende net-niet vehicle, maar het moest er wel weer mooi uit zien. Al snel viel mijn oog op een Alfa 156 voor weinig en de garagehouder was zelfs bereid om de Coupe met drie versnellingen nog redelijk goed in te ruilen. Dus ik had een opeens een Alfa 156, waar iedereen al vrij snel allerlei commentaar op had. Sommigen vonden hem mooi, anderen vonden hem, op zijn zachts gezegd, een probleem waar je op kon wachten.
De laatste kregen gelijk. Achterwielophanging vervangen, lekke band, accu leeg, stuurhuis vervangen, laswerk, nokkenassensor vervangen, lekke band, en oja, “De uitlaat en voorwielophanging zijn ook niet al te best”, was het laatste wat ik bij de garage hoorde.
Tot nu toe kon ik het naar mezelf toe nog verkopen onder het mom van, maar een andere auto aanschaffen kost ook geld en dan weet je ook niet wat je hebt. Dat idee sloop langzaam weg en werd vervangen door een wat radicalere, bevrijdende gedachte. Ik verkoop hem gewoon! Momenteel heb ik in principe niet direct een auto nodig en mocht dat wel zo zijn dan zijn hier nog altijd de zogenaamde Greenwheels elk moment van de dag te huur!
“Wat is er met die auto! Hij trilt enorm in het stuur als je er honderdzestig mee rijdt!” meldt de koper. Hmmm, ik heb er zelf een paar weken geleden nog minstens een half uur honderdzestig mee gereden en daar niets van gemerkt. Tsja, ik kan natuurlijk de harde verkoper gaan uithangen, maar dat ben ik niet, en daarbij verwacht ik de nodige problemen als ik dat wel probeer: “Als dat zo is en je bent echt niet tevreden, breng je hem maar terug”. Blijkbaar was dit niet helemaal wat de koper verwachtte; ik bespeur opeens twijfel :”Euh, ja euh, ik overleg nog even en kom er nog bij je op terug”. Vreemd, ik wacht het wel af.
Toch ben ik nog wel gehecht aan de Alfa, dus hij gaat voor een behoorlijk hoog bedrag, wat ik volledig zelf bedacht heb marktplaats op. In de tekst meld ik met alle eerlijkheid dat er wat kosten aan zitten te komen, maar ik ben overtuigd dat er liefhebbers te vinden zijn. Nul komma nul reacties. Dan maar via internet. de altijd betrouwbare Anwb heeft een mooie opkoopservice die me na een week honderd euro biedt voor het metaal… Dan maar een lokale inkoopboer die, na een eerste blik op de Alfa, uitroept: “EEEN ALFAAAA??!!”, na enig gepraat zegt hij de auto hopelijk voor zeshonderd Euro op marktplaats te kunnen verkopen. Ik besluit er toch maar echt werk van te maken en bekijk het aanbod op marktplaats eerst eens, waarna de moed aardig in de schoenen zinkt. Honderden Alfa 156’s, de een nog beter dan de ander, voor een habbekrats.
Nogmaals marktplaats dan maar, voor een Euro lager dan een habbekrats en verdomd ik krijg reacties!
De koper meldt zich netjes op het afgesproken tijdstip, samen met twee vrienden en zijn vriendin. Een snelle inschatting vertelt me dat ik te maken heb met mensen ergens in de twintig die waarschijnlijk hard moeten werken voor hun geld maar niet op een kantoor werken, kortom, geen doekjes erom winden, arbeiders. Het feit dat ik een naam getatoeerd op zijn onderarm zie staan, sterkt me in dat gevoel. Ik laat ze de auto zien en vertel het laatste marketingverhaal erbij, dat ik de auto eigenlijk niet nodig heb maar dat hij verder goed rijdt. De vriend van de koper kijkt onder de motorkap, bekijkt de motorolie en beproeft de vering. Ik zie dat hij zijn twijfels heeft maar merk dat hij wel graag wil dat zijn vriend een eigen auto koopt, vermoedelijk moe van gezeik over het meeliften van zijn kameraad of het wachten tot hij een keer wakker is.
“Maar hij moet toch wel tweehonderdtien kilometer per uur halen”, merkt de vriend van de potentiele koper op. Met een vreemdsoortige waarheid antwoord ik: “Is dat zo? Ik weet het niet, ik heb er nooit harder dan honderdzestig mee gereden”. De inhoud van het antwoord was waarheidsgetrouw. Wat ik niet vermeld is dat het voertuig simpelweg niet harder dan honderdzestig wil. Ik heb het een paar weken geleden nog geprobeerd op de Duitse Autobahn, maar na honderdzestig kilometer per uur kan ik het gaspedaal tot op de vloer intrappen, harder gaat hij niet.
Ze gaan een rondje rijden, het lijkt mij verstandig niet mee te gaan om meer lastige vragen te ontwijken. Na tien minuten komen ze terug, vriend van koper is niet overtuigd van de voorwielophanging, ik ook niet, desondanks worden we het snel eens over de prijs en lopen we richting postkantoor om de Alfa over te schrijven.
Tijdens de wandeling blijkt inderdaad dat de koper tijdelijk zonder werk zat, nu weer werk heeft en daardoor ook weer een auto kan betalen, tussen de regels door, blijkt inderdaad dat er ergens wat groepsdruk vandaan komt om toch maar een eigen auto aan te schaffen. Weer bekruipt me een vage idee van schuldgevoel daarentegen ik heb niemand in de weg gezeten om de auto uit te proberen en ben er eerlijk over geweest dat het een oude auto betreft.
Daar aangekomen blijkt dat ik een kentekenbewijs deel 1B nodig heb die niet in mijn papierenpakket zit. Ik raak enigszins in paniek, waar heb ik die dan twee jaar geleden ooit opgeborgen!? We spreken af dat ik hem thuis ophaal (Ik kan paniek goed verbergen) terwijl de koper wacht op het postkantoor. Naar huis lopend besef ik dat ik mijn autosleutel binnen alvast van de sleutelbos heb gehaald heb en ik mezelf daarbij van mijn eigen huis heb buitengesloten. Gelukkig staat mijn slaapkamerraam open! Met een Rambo-achtige stijl beklim ik het dak van mijn toilet waarna ik, balancerend op mijn dakgoot, toegang krijg tot mijn eigen huis.
Na een kwartier zoeken blijkt dat ik deel 1B ooit heel netjes in een mapje met andere papieren gedaan heb waarvan ik ook het bestaan was vergeten. De koper die door zijn geduld heen is belt ondertussen dat we het anders maar over de post moeten doen, maar gelukkig met deel 1B in mijn hand kunnen we de overschrijving voltooien.
😃 Mooi verwoord! Op naar de volgende auto c.q. het volgende verhaal?!
Mooi verhaal Timo! Ben blij dat ik zelf geen rijbewijs (nodig) heb en mij dit soort ellende altijd gespaard is gebleven.