Hoezo economische crisis

Hoezo economisch systeem dat is de vraag min op de één of anders manier te binnen schoot vanmorgen.Het huidige economische systeem, als er al een systeem in zit, is toch echt niet normaal volgens mij. Dat ieder mens het maar voor normaal aanneemt dat ze voor hetzelfde geld minder kunnen kopen in een tijd van economische crisis vind ik op zijn zachts uitgedrukt een beetje vreemd. De homo sapiens sapiens staat erom bekend dat hij in meer of mindere mate zijn verstand kan gebruiken, in ieder geval dingen kan beredeneren, en wat doen wij met de economie? Er ontstaat een economisch stelsel dat wij niet meet in onze macht hebben, alleen door omslachtige methoden proberen we er nog enige invloed op uit te oefenen.
De ellende met dat systeem is in feite al begonnen in de oudheid toen mensen nog maar één product gingen verbouwen en dat ruilden tegen andere producten, en later tegen geld. Deze manier is in de loop van de eeuwen zo gigantisch uit de klauwen gelopen zodat we in deze tijd zitten met in overtollig aanbod van reclame, die ons er met schreeuwerig gebrul van probeer te overtuigen dat wij producten moeten kopen, die wij in de meeste gevallen of al lang hebben, of totaal niet kunnen gebruiken.
En het vreemdste van dit alles is dat iedereen dit maar pikt, ik durf te beweren dat wij slaaf zijn geworden van onze eigen gemakzucht, hebzucht en geldzucht.

Hierbij roep ik iedereen met enig lef ook op on reclame te weigeren door:
A. Folders , in de brievenbus en op straat te weigeren, ook de zegeltjes
B. Reclame op televisie, lang de weg en elders weigeren te bekijken.

Al ben ik bang dat Deze middelen onvoldoende dun om de reclame werkelijk te stoppen. Daarom roep ik hierbij op tot de reclamestorm (vgl. beeldenstorm) in het volgende manifest:

Consumptieslaven aller windstreken verenigt u en haal neer de vermaledijde oproepen om te consumeren, alle borden die artikelen afprijzen, alle zuilen die schreeuwen dat u iets moet hebben omdat uw buurman het waarschijnlijk ook heeft, (uw buurman heeft het nog niet, echt niet) U bent geen slaaf meer u bent vrij on te kopen wat u denkt dat het beste is, ze willen u bezitten zoals een mens zijn huisdier bezit. Breek uzelf vrij, bijt de riem door en vlucht.
Ze kunnen u niet vasthouden als u dit niet wil, ze kunnen u niets opdringen door hun slinkse manier van indoctrineren, het ene product is echt niet beter dan het andere. Wat zij willen is uw geld verdienen op elke wijze die mogelijk is, waarbij ze niet schuwen d.m.v. martelingen via uw televisietoestel.
Neem een moment van overdenking en ga dan over op actie, iedere consumptieslaaf voor zich en voor anderen.

Als u denkt dit word me toch allemaal iets te drastisch dan roep ik u op om producten te kopen waar absoluut geen reclame voor gemaakt wordt.
Het kan eventueel ook zijn dat u denkt die vent die dit schrijft is gestoord, daarom schets ik u de wereld over pakweg 20 jaar.

 2013 (c)

Het was 9.00 our mijn alarm oclock ™ ging af en ik stand op on mijn quartz(r) radio stereo element aan te schakelen d.m.v. long range(c) afstandsbediening. Nadat ik een door de fasttoast(tm) geroosterd broodje had gegeten, kleedde ik mij aan en ging vrolijk, een liedje van de legendarische Belgische groep Clouseau(r) fluitend, lopend op weg naar mijn werk bij de Philips hairpanters(c) fabriek toe.
Helaas begin de ellende al halverwege toen een oorverdovend geluid mijn kant uit kwam, ik herkende gelijk het geluid van een reclamemachine, snel haalde in mijn earprotect(c) tevoorschijn om me te beschermen tegen de 200 dB die zo’n machine maakt on mensen met een reclameboodschap achter te later die de hele dag door hun oren blijft zoemen.
Aangekomen op mijn werk was ik zoals elke dag verplicht een uur voor het reclamenet van een tv te gaan staan die aan één stuk door Philips reclame draaide, volgens de directie was dit nodig om mijn band met het bedrijf te versterken. Het kwam allemaal voorbij van hairpainters(c) tot aan de brainchip(tm) die, zo werd mij verteld het menselijk geheugen toch wel 10 maal zo groot kon maken, daartussen zat nog in aardige van het nieuwe restbed(tm) die mij op zich wel handig leek, en ook de brainchips zouden wel eens handig kunnen zijn met deze overvloed aan informatiereclame die in deze tijd van superconsumptie nu eenmaal op ons af kwam.
In 1993 had één of andere schrijver er nog voor gewaarschuwd dat deze tijden konden komen, maar niemand had naar hem geluisterd “Hij overdrijft, we zijn echt wel zo verstandig dat we zoiets niet later gebeuren.”.
Bij de kantine kocht ik eerst maar een kop kafénini(r) een samenstelling tussen koffie en nicotine, om pauzes te kunnen inkorten en dagen relatief langer te kunnen maken. De koffiejuffrouw probeerde mij nog over te halen om er een foodtube(c) bij te kopen, maar dit kon ik nog net weigeren.
Het lopende bandwerk in de fabriek was niet erg, er was voldoende afleiding van de reclame o’maten(tm) die in stortvloed van nuttige producten zoals de heringevoerde Obelix(tm), een nutteloos stuk plastic in de vorm van in driehoek, waar de buren mee jaloers te krijgen waren.
Terwijl ik ’s middags terug naar huis liep kwam ik tot mijn spijt een hypnorec1ame(p) tegen die mij dwong om een nieuwe auto te kopen, hypnoreclames brengen je in hypnose. Thuisgekomen ontwaakte ik uit de hypnoreclame door de antihypnos die na 12 our op tv worden uitgezonden, kosten Fl12,- \ min. Ik zat op de bank met de aankooppapieren van mijn vierde auto nog in mijn handen, en dacht aan de tijden waarbij reclame nog niet dringend was.

economische crisis2

Lesje mensenkennis

Het begon allemaal als een doodnormale treinreis.

Ik was ongeveer een kwartier te vroeg op het station en besloot om onder het genot van een kop koffie in het station van Doetinchem rustig op de trein te wachten.  Nu is het station van Doetinchem niet erg groot en daardoor is koffie ook alleen aan het loket, waar ook te treinkaartjes verkocht worden te verkrijgen.
“Ik wil graag één koffie”, zei ik.
“WAT ZEG JE?”, was het enigszins bitse antwoord van de vrouw achter het loket.
“Één koffie graag”, herhaalde ik.
“WAT WIL JE ERIN?”, snauwde de vrouw door het kogelwerend glas.
“Alleen suiker”
“EEN OF TWEE?”
“ehhm, doe maar twee”, de koffie op stations is meestal niet te zuipen. Ondertussen had ik al twee gulden vijfentwintig op de draaischijf gedeponeerd, waarbij het kwartje achteloos onder de gulden was gevallen.
“HET IS TE WEINIG HOOR!”, zei wederom de vrouw waarvan ik ondertussen vermoedde dat zij helemaal niet daar wilde zijn waar ze zich op dat moment bevond.
“NEE HOOR!”, zei ik nu met een imitatie van haar stem terwijl mijn hand de gulden opzij schoof.

Afijn, ik had mijn koffie en ging op één van de voorgevormde kuipstoeltjes zitten terwijl ik al koffiedrinkend de komende en gaande reizigers bekeek. De trein arriveerde en ik stapte in om mijzelf richting Nijmegen te begeven.

Toen begon het gedonder. De conducteur kwam, op zich geen probleem want ik had immers een OV-jaarkaart. Ik merkte hem laat op want ik was het het lezen en greep zodoende pas naar mijn portemonnee toen hij al bij me was. Over het algemeen bewaar ik mijn portemonnee in mijn linkerkontzak, behalve als ik in Amsterdam ben want dan gaat hij mijn binnenzak in.
Mijn hand tastte maar vond niks. In eerste instantie dacht ik dat ik hem bij mijn ouders had laten liggen want daar had ik hem op de bank gesignaleerd. “Ik heb, denk ik, een klein probleem”, zei ik tegen de conducteur. “Ik ben namelijk mijn portemonnee met mijn OV-jaarkaart vergeten”.
“En nu?”, vroeg hij. Hij had hier blijkbaar zelf geen oplossing voor. “Dan stap ik hier maar uit en neem de eerste trein terug”, antwoordde ik. De conducteur was tevreden want dan was het blijkbaar niet meer zijn probleem, tenminste dat zei hij.

Daar stond ik dan, op station Duiven zonder jaarkaart of geld (op dat ene kwartje na) en nu moest ik nog keuzes gaan maken ook, dit is nooit mijn sterkste punt geweest. Ik kon een vriend aldaar bellen om geld van te lenen, maar deze was zo zelden thuis dat ik dat idee maar naar de vuilnisbak verwierp. Ik kon proberen naar mijn ouders te bellen maar deze waren beiden aan het werk, of ik kon proberen zwart terug te reizen, dit leek me de beste optie.

Na een paar minuten op het station gezeten te hebben bedacht ik me opeens dat ik in Doetinchem koffie gehaald had en dat ik zodoende daar mijn portemonnee had laten liggen. Ik hoopte maar dat iemand hem gevonden en ingeleverd had.

Op het station maakte in in al mijn onrust ook nog een fout die een beginnende treinreiziger maakt. Er kwam een vrouw met een zoontje van een jaar of zes aanlopen toen dat zoontje een hoestbui van een rokende man van vijfenzestig kreeg. Om ook eens geluid te maken zei ik tegen zijn moeder: “Dat klinkt niet gezond!”. Precies op gevoelige snaar blijkbaar. De moeder begon een verhaal af te steken over de gezondheid van haar kind, dat een dochtertje bleek te zijn, zonder dat ik verder ook nog maar iets hoefde te zeggen.

Nadat ik ongeveer een kwartier daar naar had zitten luisteren kwam de trein. Mijn bedoeling was om gewoon in te stappen en maar te zien hoever we kwamen maar bij de deur waar ik in wilde stappen stond de conducteur, dus ik bedacht me:
“Conducteur, ik heb een probleempje!”. Er gingen een paar wenkbrauwen omhoog. “Ik heb namelijk mijn portemonnee met OV-jaarkaart in Doetinchem op het station laten liggen”. “En nu?”, antwoordde hij, dit was blijkbaar een standaardantwoord bij de conducteursopleiding. “Nu wilde ik graag weer terug naar Doetinchem”.  “Heb je geld of een identiteitsbewijs bij je?”, vroeg hij. Ik had niets bij me. “Tja dan mag ik je niet meenemen”. Helaas voor de conducteur was ik vastbesloten om terug te komen in Doetinchem, dus ik vroeg: “Hoe kom ik dan in Doetinchem?”.  “Stap dan maar in, ik kom zo bij je”, antwoordde hij. Het voordeel van een trein is dat conducteurs geen tijd hebben om een discussie te beginnen want de trein moet verder. Nadat ik de conducteur in de trein nog eens het hele verhaal had uitgelegd mocht ik mee naar Doetinchem.

Daar aangekomen stapte ik naar het loket toe, waar nog steeds dezelfde vrouw zat, met de vraag of er toevallig een portemonnee gevonden was.
“Kraan?”, vroeg ze
En jawel hoor daar was hij weer, mijn oude vertrouwde portemonnee. De vrouw van het loket bleek een schat van een mens te zijn. Ze had zelfs naar mijn ouders gebeld om door te geven dat het ding gevonden was, daarna mocht ik nog even naar mijn ouders bellen dat alles in orde was.
Ik schaamde mezelf diep voor de vooroordelen die ik gehad had toen ik de koffie kocht.

Schermafbeelding 2015-02-22 om 21.33.38mensenkennis_2

Geen streepje

De redactiemedewerker van de nieuwsafdeling van teletekst vond in zijn postvakje een bericht. Het bericht handelde over het feit dat de politiek zich had uitgesproken voor de oprichting van 1 publieke Tv – zender. “Of hij daar even een pagina van wilde maken”, vroeg het P.S.je van de hoofdredacteur. Hij was de beroerdste niet en wilde dit wel doen. Daarbij kon hij ook geen goede reden bedenken waarom hij dit niet zou willen doen, had hij die toch kunnen bedenken, zo dacht hij, was de hoofdredacteur waarschijnlijk zeer bedenkelijk gaan kijken wanneer hij dit had gemeld.
Na deze leuke gedachtengang zette hij zich met spoed achter zijn electronische invoerapparaat dat voor het gemak een toetsenbord werd genoemd. “Eerst de titel maar eens”, zei hij zacht tegen zichzelf, en bedacht een korte een pakkende kop zoals dit van een kop verlangt wordt:
“Pleidooi voor e…..’e. ,e.. `e.. /e”, en hoe hij ook toetsen en combinaties van toetsen en combinaties van combinaties van toetsen hanteerde, hij kreeg het niet voor elkaar om een streepje boven de e te krijgen.
Minutenlang bleef hij naar het toetsenbord kijken, dat tot voor kort nog geen enkel geheim voor hem had gehad. Een cursus van acht uur was er voor nodig geweest om een papiertje te krijgen dat de bevoegdheid gaf om zowiezo maar 1 toets aan te raken. Niet dat hij voor die cursus nooit een toets had aangeraakt, maar dit was toen onbevoegd en derhalve illegaal zodat hij dit altijd voor iedereen had verzwegen. Nadat hij een kop koffie had gedronken en daarbij een sigaret had gerookt besloot hij om iemand op te zoeken die wist hoe het zat met dat verdomde streepje.
Langzaam liep hij door de gang van het pand, loerend door kieren en sleutelgaten van deuren, om iemand te vinden die hij niet kende en die hem net zomin kende. Want niemand mocht natuurlijk weten dat hij ondanks zijn bevoegdheid tot toetsaanraken niet het streepje kon vinden. Als ze daarachter kwamen werd hij zijn hele leven lang niet meer serieus genomen. Hij kon het zich nu al voorstellen:”Zal ik even koffie zetten?”, “Kun je de schakelaar vinden dan”, gevolgd door een hysterisch gelach van alle aanwezigen. Nee dat moest hij ten koste van alles proberen te voorkomen. Maar hoe hij ook door sleutelgaten en kieren keek er was niemand meer aanwezig behalve hij en de hoofdredacteur, en hem konhij het zeker niet vragen.
Terug achter zijn toetsenbord kwam hij tot drie opties. of hij tikte het niet en kon hopen dat de hoofdredacteur er niet achter kwam. Of hij gebruikte de numerieke 1, maar dit was taalcorrect helemaal niet in de haak. Of hij kon de gewaagde, innovatieve en zelfs progressief te noemen toepassing van spaties gaan gebruiken, zodat was aangetoond dat er in ieder geval geen “een” gelezen moest Worden. De flexibele lezer zal dan vanzelf gaan begrijpen dat het om 1 moest gaan.

En zo kwam het dat op dinsdag 10 januari 1995 om 0:13 uur de volgende
tekst op teletekst pagina 106 te lezen was:

Pleidooi voor e e n publieke Omroep
Dm HAAG De regeringspartijen PvdA en D66 streven naar e e n
organisatie voor de publieke omroep. Ze reageren daarme op een idee
van VARA-voorzitter Van Dam voor e e n organisatie per publiek net.
enz. enz. enz.

P.s. sorry voor de 1 in detekst waar e e n moet staan, maar ik kan ook het streepje niet vinden!

De originele pagina, netjes in Wordperfect lettertype en formaat

geen streepje

autoloosheid

Pfffr, het derde telefoontje in een uur over die verdomde auto. De koper meld dat hij net bij een garage is geweest die hem heeft verteld dat de benzinepomp vervangen moet worden. Ik voel de vraag al aankomen, of de we de kosten hiervoor kunnen delen? Aangezien ik een half uur eerder al had aangeboden dat hij het vehicle maar terug komt brengen als het niet bevalt lijkt mij de beste optie om hiermee akkoord te gaan met een aanvullende voorwaarde. “Prima, ik maak het geld vanavond naar je over maar dan wil ik er ook helemaal niets meer over horen!” antwoord ik hem, lichtelijk verbaasd dat ik dat blijkbaar in minder dan een seconde kan verzinnen. De koper gaat akkoord en bedankt mij voor het begrip en manier van zaken doen. Tsja, gewetensnood zou ik het nog niet noemen, maar ik weet ook wel dat er dingen mankeren aan het voertuig. Alhoewel ik trillen van het stuur moeilijk in verband kan brengen met een defecte benzinepomp. Aan de andere kant voor de uiteindelijke verkoopprijs waren er nog minimaal twee gegadigden, iets wat op de een of andere manier eventueel schuldgevoel ongedaan maakt. Direct nadat ik thuis kom maak ik het bedrag over naar zijn rekening waarbij blijkt dat de naam die op zijn onderarm getatoeëerd stond zijn eigen achternaam is.

Mijn relatie met betrekking tot het gemotoriseerde vierwielige transport, ook wel auto genoemd, is altijd een soort van liefde/ergenis relatie geweest. Ik haalde pas op latere leeftijd mijn rijbewijs, rond mijn zesentwintigste ongeveer, waarna ik al snel mijn eerste auto aanschafte. Een blauwe Toyota Tercel met maar liefst vier versnellingen. Daar had ik de eerste jaren weinig problemen mee, een versleten koppelingsplaat die vervangen moest worden en een lelijke deuk in een deur doordat iemand ertegenaan was gereden, maar ook deze was met wat hulp vakkundig vervangen. Daarna ging het echter snel bergafwaarts. Met een lekke uitlaat en uiteindelijk een volledig vastgelopen motor mocht ik hem voor de oud ijzerprijs bij de sloop achterlaten. Achtereenvolgens heb ik de volgende auto’s voor een lage prijs gekocht en nog lager ingeruild voor de volgende net-niet auto. een Fiat Panda, een Renault 19, een Renault Megane en een Hyundai Coupe 2.0.
Een speciale vermelding verdient de Hyundai Coupe die tussen de Panda en Renault 19 kwam. Deze heb ik cadeau gekregen van mijn ouders aangezien ik op dat moment behoorlijk aan de grond zat en ik me mede daardoor weer, bijna letterlijk, op de arbeidsmarkt kon begeven. Helaas had deze aan het eind van zijn leven de onhebbelijkheid om er op de snelweg, met honderdtwintig kilometer per uur, simpelweg mee op te houden, daarna, al rijdend, opnieuw starten ging nog een tijdje goed. Gelukkig hoefde de autoverkoper bij inruil alleen maar de motor te horen aangezien op weg er naar toe de auto al minimaal tien keer was afgeslagen.

“Het ding rijdt voor geen meter! Ik zou mijn kind er nog niet in meenemen!”. Ik heb de kameraad van de koper aan de telefoon en vraag me af waarom er nog een keer over gebeld wordt aangezien ik een half uur geleden de koper al heb aangeboden dat hij het voertuig maar terug komt brengen. Ik antwoord: “Breng hem dan maar terug maar vandaag kan pas na vijf uur aangezien ik aan het werk ben”. Inderdaad wil ik ergens een kleine barrière opwerpen wat uiteindelijk misschien wel mijn geluk is. Ik krijg een vaag ratelend (teveel red-bull?) antwoord terug, over een Scooter waar nog iets mee moet die avond. “Dan morgenvroeg, maar laat even weten hoe laat je er denkt te zijn”. Dat is goed en wederom een bedankje voor het begrip.

De Huyndai Coupe 2.0 was een leuke auto. Ik zou heel graag vertellen dat het fenomeen auto me totaal niet interesseert. Maar ook ik was ooit een jongetje wat graag rondreed met zijn autootjes met daarbij de slechte imitatie van een motor terwijl alles in een straal van een meter niet veilig was voor het vocht wat daarbij vrij kwam. Ik heb nog een oer-afbeelding van een auto diep gegrift in mijn geheugen. Een lichtblauwe Toyota sportauto met opklappende koplampen, die in het geval van een zesjarige Tino, niet omhoog konden aangezien het een Dinky Toy was. De Coupe, kwam daar aardig bij in de buurt totdat de derde versnelling en de achteruitversnelling het begaven.
Ik was toen net verhuisd en ergens zat het idee vast dat ik perse een auto nodig had, dus op zoek naar het volgende net-niet vehicle, maar het moest er wel weer mooi uit zien. Al snel viel mijn oog op een Alfa 156 voor weinig en de garagehouder was zelfs bereid om de Coupe met drie versnellingen nog redelijk goed in te ruilen. Dus ik had een opeens een Alfa 156, waar iedereen al vrij snel allerlei commentaar op had. Sommigen vonden hem mooi, anderen vonden hem, op zijn zachts gezegd, een probleem waar je op kon wachten.
De laatste kregen gelijk.  Achterwielophanging vervangen, lekke band, accu leeg, stuurhuis vervangen, laswerk, nokkenassensor vervangen, lekke band, en oja, “De uitlaat en voorwielophanging zijn ook niet al te best”, was het laatste wat ik bij de garage hoorde.
Tot nu toe kon ik het naar mezelf toe nog verkopen onder het mom van, maar een andere auto aanschaffen kost ook geld en dan weet je ook niet wat je hebt. Dat idee sloop langzaam weg en werd vervangen door een wat radicalere, bevrijdende gedachte. Ik verkoop hem gewoon! Momenteel heb ik in principe niet direct een auto nodig en mocht dat wel zo zijn dan zijn hier nog altijd de zogenaamde Greenwheels elk moment van de dag te huur!

“Wat is er met die auto! Hij trilt enorm in het stuur als je er honderdzestig mee rijdt!” meldt de koper. Hmmm, ik heb er zelf een paar weken geleden nog minstens een half uur honderdzestig mee gereden en daar niets van gemerkt. Tsja, ik kan natuurlijk de harde verkoper gaan uithangen, maar dat ben ik niet, en daarbij verwacht ik de nodige problemen als ik dat wel probeer: “Als dat zo is en je bent echt niet tevreden, breng je hem maar terug”. Blijkbaar was dit niet helemaal wat de koper verwachtte; ik bespeur opeens twijfel :”Euh, ja euh, ik  overleg nog even en kom er nog bij je op terug”. Vreemd, ik wacht het wel af.

Toch ben ik nog wel gehecht aan de Alfa, dus hij gaat voor een behoorlijk hoog bedrag, wat ik volledig zelf bedacht heb marktplaats op. In de tekst meld ik met alle eerlijkheid dat er wat kosten aan zitten te komen, maar ik ben overtuigd dat er liefhebbers te vinden zijn.  Nul komma nul reacties. Dan maar via internet. de altijd betrouwbare Anwb heeft een mooie opkoopservice die me na een week honderd euro biedt voor het metaal… Dan maar een lokale inkoopboer die, na een eerste blik op de Alfa, uitroept: “EEEN ALFAAAA??!!”, na enig gepraat zegt hij de auto hopelijk voor zeshonderd Euro op marktplaats te kunnen verkopen. Ik besluit er toch maar echt werk van te maken en bekijk het aanbod op marktplaats eerst eens, waarna de moed aardig in de schoenen zinkt. Honderden Alfa 156’s, de een nog beter dan de ander, voor een habbekrats.
Nogmaals marktplaats dan maar, voor een Euro lager dan een habbekrats en verdomd ik krijg reacties!

De koper meldt zich netjes op het afgesproken tijdstip, samen met twee vrienden en zijn vriendin. Een snelle inschatting vertelt me dat ik te maken heb met mensen ergens in de twintig die waarschijnlijk hard moeten werken voor hun geld maar niet op een kantoor werken, kortom, geen doekjes erom winden, arbeiders. Het feit dat ik een naam getatoeerd op zijn onderarm zie staan, sterkt me in dat gevoel.  Ik laat ze de auto zien en vertel het laatste marketingverhaal erbij, dat ik de auto eigenlijk niet nodig heb maar dat hij verder goed rijdt. De vriend van de koper kijkt onder de motorkap, bekijkt de motorolie en beproeft de vering. Ik zie dat hij zijn twijfels heeft maar merk dat hij wel graag wil dat zijn vriend een eigen auto koopt, vermoedelijk moe van gezeik over het meeliften van zijn kameraad of het wachten tot hij een keer wakker is.
“Maar hij moet toch wel tweehonderdtien kilometer per uur halen”, merkt de vriend van de potentiele koper op. Met een vreemdsoortige waarheid antwoord ik: “Is dat zo? Ik weet het niet, ik heb er nooit harder dan honderdzestig mee gereden”. De inhoud van het antwoord was waarheidsgetrouw. Wat ik niet vermeld is dat het voertuig simpelweg niet harder dan honderdzestig wil. Ik heb het een paar weken geleden nog geprobeerd op de Duitse Autobahn, maar na honderdzestig kilometer per uur kan ik het gaspedaal tot op de vloer intrappen, harder gaat hij niet.
Ze gaan een rondje rijden, het lijkt mij verstandig niet mee te gaan om meer lastige vragen te ontwijken. Na tien minuten komen ze terug, vriend van koper is niet overtuigd van de voorwielophanging, ik ook niet, desondanks worden we het snel eens over de prijs en lopen we richting postkantoor om de Alfa over te schrijven.
Tijdens de wandeling blijkt inderdaad dat de koper tijdelijk zonder werk zat, nu weer werk heeft en daardoor ook weer een auto kan betalen, tussen de regels door, blijkt inderdaad dat er ergens wat groepsdruk vandaan komt om toch maar een eigen auto aan te schaffen. Weer bekruipt me een vage idee van schuldgevoel daarentegen ik heb niemand in de weg gezeten om de auto uit te proberen en ben er eerlijk over geweest dat het een oude auto betreft.
Daar aangekomen blijkt dat ik een kentekenbewijs deel 1B nodig heb die niet in mijn papierenpakket zit. Ik raak enigszins in paniek, waar heb ik die dan twee jaar geleden ooit opgeborgen!? We spreken af dat ik hem thuis ophaal (Ik kan paniek goed verbergen) terwijl de koper wacht op het postkantoor. Naar huis lopend besef ik dat ik mijn autosleutel binnen alvast van de sleutelbos heb gehaald heb en ik mezelf daarbij van mijn eigen huis heb buitengesloten. Gelukkig staat mijn slaapkamerraam open! Met een Rambo-achtige stijl beklim ik het dak van mijn toilet waarna ik, balancerend op mijn dakgoot, toegang krijg tot mijn eigen huis.
Na een kwartier zoeken blijkt dat ik deel 1B ooit heel netjes in een mapje met andere papieren gedaan heb waarvan ik ook het bestaan was vergeten. De koper die door zijn geduld heen is belt ondertussen dat we het anders maar over de post moeten doen, maar gelukkig met deel 1B in mijn hand kunnen we de overschrijving voltooien.

 

 

Het verhaal van Boef

Laat ik beginnen met te vertellen wie Boef is. Boef is één van de twee katten die permanent in en om mijn woning scharrelen, om zelf het idee te krijgen dat ze van mij zijn geef ik ze te eten en te drinken. Ze is redelijk klein, bruin/grijs met zwart gestreept en probeert mij soms dingen duidelijk te maken door een hard ‘brrrrrr’ geluid te maken. Boef is eind 2001 bij me komen wonen in de flat die ik toen had waar ze werd gebracht door iemand die ook een hond had, iets wat blijkbaar geen goede combinatie was. Aangezien ze in principe bang is voor alles wat ademt en een hartslag heeft en haar geen eten geeft  kan ik me dat achteraf goed voorstellen.

Tot zover de introductie van Boef. Het verhaal van Boef begint, wat ik me zo kan herinneren, ergen in de lente van 2003. Ik werkte als ‘orderpicker’ bij een overslagbedrijf in ’s Heerenberg, niet bepaald de baan van mijn leven, maar het zorgt voor wat broodnodige inkomsten. Vroeg opstaan en vervolgens zwaar, geestdodend werk zorgden ervoor dat ik ’s avonds over het algemeen vrij duf was en zo kon het gebeuren dat ik de voordeur van de flat openliet om beneden iets op te halen. Boef zag haar kans schoon om de wijde wereld te gaan ontdekken en is van die wijde buitenwereld zo geschrokken dat ze niet meer terug te vinden was. Exit Boef.

Een kleine maand later was ik nog steeds bij hetzelfde bedrijf aan het werk maar besloot ik op een mooie zomerse dag ’s ochtends “vrij” te nemen, of vrijwillig ziek te worden, die twee zaken waren na drie maanden ‘orderpicken’  inwisselbaar geworden. Ik vermoed dat het de avond ervoor ergens erg laat was geworden. Nadat ik het slechte nieuws aan de baas vermeld had moest ik toch weer aan Boef denken. Niet dat ik in de tussenliggende maand niet aan haar gedacht had of blokjes om was gegaan in de hoop haar weer tegen te komen, maar het schoot opeens weer door mijn duffe hoofd heen. Na een paar koppen koffie besloot ik eerst maar eens naar de meest logische plek voor verloren dieren te gaan, het asiel.

Ik kom aan bij het asiel waar buiten een enorme ren met katten staat. Met nog steeds een enigzins duf hoofd kijk ik naar de beesten in de ren en wie zie ik daar? Boef! Ze lijkt wel wat groter en dikker, maar wie weet krijgen ze in het asiel wel heel erg goed te eten. Ik kijk nog eens goed om mezelf te overtuigen en stap vervolgens naar binnen waar zich een balie, een paar kinderen die ergens een hele grote hond vandaan getoverd hebben en een medewerkerster van het asiel bevinden. Nadat de eigenaar van de hele grote hond zich heeft gemeld ben ik aan de beurt.

Ik: “Hallo, ik ben een kat kwijt en volgens mij zit ze in de ren buiten”
Medewerkster: “Dat lijkt me sterk, dat zijn alleen wilde katten”
Ik: “Hmm, ok, maar ik ben er toch vrij zeker van”

De twijfel begint ergens al een beetje toe te slaan, maar wie weet is Boef in een maand wel zo verwilderd dat ze zich vergist hebben. Ik krijg de medewerkster in ieder geval zover dat ze even meeloopt naar de ren en me vraagt welke kat ik dan wel niet bedoel.
“Nou die daar, die grijs/bruin zwart gestreepte”, en ik wijs Boef aan. Binnen enkele seconden wijst de medewerkster naar een andere kat en vraagt : “en die dan?”. Die andere kat had ik daarvoor nog niet gezien maar het beetje twijfel wat ik had was niet helemaal onterecht, ik kijk links naar een kat, rechts naar een kat en weer links naar een kat, maar kan geen verschil ontdekken. Daarbij genomen dat Boef echt erg klein was en deze katten daarbij vergeleken eigenlijk kolossaal zijn ben ik wel overtuigd dat ik het mis had. Als goedmakertje zegt de medewerkster dat ik ook de katten in de binnenrennen mag gaan bekijken, maar daar verwacht ik op dat moment ook niet veel van.

De binnenrennen bestaan uit vijf rode deuren met toepasselijk de nummers één tot en met vijf erop geschilderd, het heeft iets weg van een tv-show en je verwacht bijna een stem die roept :”Gaston, wat bevindt zich achter de deur met nummer…?”. Ik open dus deur nummer één en geheel tegen alle verwachtingen in ligt daar, pal tegenover de deur, een kat die wel heel erg veel weg heeft van Boef. Echt blijk van herkenning geeft ze niet, wel blijk van heel veel verveling en het lijkt wel alsof de uitdrukking op haar kop wil zeggen : “Hèhè, ben je er eindenlijk?”.

Maargoed met het voorval bij de buitenren in het achterhoofd durf ik eigenlijk de kans niet te lopen weer naar de balie te moeten lopen om vervolgens weer een verkeerde kat aan te wijzen, dus deur twee, drie, vier en vijf worden ook nog geopend en ook daar worden de katten bekeken, zonder resultaat. Voordat ik naar de balie ga, werp ik nog één blik op Boef, die nog steeds die verveelt terugkijkt. Het moet haar wel zijn.  terug bij de balie met enigzins tranende ogen van blijdschap.

ik: “Ja, volgens mij zit ze achter deur nummer één!”
medewerkster, met een gevoel voor humor: “Weet je het zeker?”

In mezelf bedenk ik een paar stevige krachttermen omdat ik er na die belachelijke vertoning die buiten had plaatsgevonden helemaal niet meer zeker van ben, dus ik antwoord: “euh, ja volgens mij wel”, of iets in die trant. De medewerkster loopt mee naar deur nummer één en ik wijs haar Boef nummer twee aan. Volgens haar is “Leentje”, omdat ze is gevonden aan de Leenstraat, iets van één jaar oud en was ze niet gesterelliseerd toen ze binnen werd gebracht. Mijn informatie over Boef zegt dat ze op zijn minst drie jaar is en volgens degene bij wie ze voor mij verbleef was ze wel gesterelliseerd. Kortom we zijn weer terug bij af. De medewerkster is heel vriendelijk en wil me met alle plezier de kat meegeven waar we met zijn beiden naar staan te kijken, maargoed of het inderdaad dezelfde is…., of ik geen foto heb?
Foto, ja! Die heb ik, alleen niet bij me, ga ik dus ophalen! Ik race, voor zover dat mogelijk is, terug naar huis, haal een foto van boef op en race weer terug. Aangekomen bij de balie blijken er opeens twee medewerksters te zijn die nadat ik de foto overhandig beide meelopen naar deur nummer één en minutenlang de foto van Boef vergelijken met het levende exemplaar. “Ja, die tekening lijkt er wel erg op”, “Ja, de grote klopt ook aardig” en meer van dit soort commentaar wordt er op de vergelijking geleverd. Het uiteindelijke oordeel is dat het dezelfde kat is die ik voor het schamele bedrag van €50,= voor sterilisatie en kost en inwoning na een maand weer mag meenemen naar huis.  Thuisgekomen, kijkt ze even in het rond, maakt weer kennis met Gizmo, de andere kat en gaat vervolgens bovenop de boekenkast liggen waar ze heel vaak lag.

Een vorm van reflectie

Ik sta, in Rome, voor het “Monument Nazionale a vittorio Emmanuele II”. Een immens groot wit gebouw wat bestaat uit een zuilengalerij, ervoor een nog immenser beeld van een strijder op een paard, en daaronder een monument voor een gevallen soldaat. Tenminste dat is wat ik denk dat het is. De eerste ochtend in Rome is alles immens groot en om elke hoek staat weer een ander immens groot, oud en mooi gebouw.

Ik sta foto’s te maken met mijn telefoon aangezien de accu van mijn nieuwe fototoestel ondertussen al leeg is. Plotseling vraagt een dame op leeftijd die naast me staat: “Excuse me, do you speak English?” met een duidelijk Engels accent. Ik antwoord haar dat ik de taal inderdaad spreek.
Ze laat me haar camera zien en zegt dat ze geen foto’s kan maken omdat in het zoekscherm alleen te zien is wat er zich achter het scherm afspeelt. “Look!”, zegt ze. En na even gekeken te hebben lijkt dat inderdaad het geval te zijn.
Het toestel is van hetzelfde merk als de mijne, alleen een ander model. Ik heb tijdens de aankoop van mijn toestel gezien dat er ook modellen zijn die ook een zoekscherm aan de voorkant hebben, dus mijn vermoeden is dat daar ergens het probleem zit.

De dame neemt als vorm van borg mijn telefoon over die ik nog steeds in mijn handen heb en ik ga vijf minuten lang, als een bezetene, door alle mogelijke menu’s van de camera heen. Aangezien de felle zon, pal achter ons, nogal in het scherm reflecteert zal ik op een gegeven moment hierbij mijn zonnebril af hebben gezet. En ondertussen blijft de Engelse dame naast me maar doorratelen dat het allemaal heel erg vreemd is.

Op een gegeven moment krijg ik weer het normale zoekscherm met een weergave van beelden voor ons. Ik laat het haar zien en meldt:”I think I fixed it, but I don’t know how I did it”. Ze zegt dat ze nog steeds beelden van achter ons ziet: “Look! I can see you and me in it”. Ik kijk nogmaals in de zoeker en zie toch echt het beeld van voor ons hier in. Weliswaar spiegelt het beeld in het zoekscherm door de zon die achter ons staat…….
Ik kijk de Engelse dame nog eens aan en daarbij valt direkt op dat zij geen zonnebril draagt, een typisch Engels witroze huid heeft, en wel een normale bril draagt van een redelijke sterkte. In een flits begrijp ik wat er gebeurt. Zij focust niet op het beeld van het scherm maar er net voor, op de reflectie die van het scherm afkomt! Ik probeer dit duidelijk te maken maar haar waarheid van een fototoestel wat laat zien wat er achter zich plaatsvindt heeft zich al vastgezet in haar brein.

Een ongemeend: “Well, thank you” gevolgd door een “By the way you need to take a shower!” is mijn dank. Verrast vraag ik haar waarom. “Because I can smell you’re body oder” antwoordt ze.
Nou heb ik me die ochtend wel degelijk gedouched maar door de veiligheidsmaatregelen op het vliegveld had ik geen douchespul of deodorant meer die ochtend. Daarbij is mijn lichaan nog niet gewend aan het warmere klimaat en heb ik te lang met een sweater aan in de ochtendzon rondgelopen, kortom ik stink inderdaad. Ik antwoord met een glimlach: “I know!”. Zoveel onbegrip gaat te ver voor de Engelse dame en ze neemt afscheid. Daarna heb ik op de terugweg naar het hotel maar wat toiletartikelen gekocht.

p.s. Achteraf lijkt me dat geen enkele camera gemaakt wordt om beelden te maken van wat er zich achter het toestel plaatsvindt. Camera’s met een extra zoekscherm aan de voorkant zijn, mijn inziens, alleen voor hele ijdele mensen, vandaar dat ik deze niet gekocht heb.

Vogeltjesdans

Een uitnodiging voor een bedrijfsfeest. Een week voordat mijn diensten niet langer nodig zijn voor dat bedrijf wordt ik uitgenodigd voor een bedrijfsfeestje. Maar  hoe kan het dat ik op dat feest, alleen, in het midden van de dansvloer op een barkruk zit terwijl de Andre Hazes look-a-like DJ het nummer: „Hij was maar een clown” hard uit de luidsprekers laat schallen?

Om een lang verhaal kort te maken, ik had het er zelf enigszins naar gemaakt. Met een paar bier op, in een balorige bui gemengd met een apart gevoel voor humor kom ik een heel eind.

Ik werkte, via een uitzendbureau, voor een pinautomatenbedrijf daar zat ik op de helldesk en hielp ik klanten hun vastlopende pinautomaten, transacties, klachten telefonisch af te handelen. In die tijd waren die apparaten behoorlijk prijzig en de eventueel bijgeleverde  servicecontracten van hetzelfde prijzige kaliber. Klanten zonder servicecontract kregen zonder pardon een factuur van vijftig euro toegestuurd als ik ze ook maar enigszins geholpen had met hun soms terechte klachten. Dat resulteerde over het algemeen meer dan eens per week in een telefonische gesprek waarin iemand mij probeerde „klem te lullen” en ik, servicegericht als ik ben, maar tegelijkertijd met een onevenredig buitensporig groot rechtvaardigheidsgevoel over het algemeen staand naast mijn bureau, rood aangelopen uiteindelijk de verbinding moest verbreken met woorden als :”Op deze manier ga ik u niet helpen”, „Deze discussie ga ik niet aan, ik verbind u graag door met mijn teamleider” of in het ergste geval: „Dag mijnheer/mevrouw, tuut tuut tuut”

Geen baan die ik iemand aanraad langer dan een jaar te doen om niet gillend gek te worden of volledig apathisch en anti-sociaal gedrag te gaan vertonen. Maar blijkbaar had ik genoeg technische kennis en telefoonskills om ervoor te zorgen dat ik de baan niet kwijtraakte. Dit soort werk had ik al eerder gedaan en naast die twee vervelende telefoongesprekken per week was ik er eigenlijk best goed in. Tegelijkertijd echter was ik mij terdege bewust dat het geen hele gezonde situatie was.

Op een goede dag, een telefoontje van een ander kantoor van dezelfde uitzendorganisatie later, jazeker hetzelfde bedrijf was zichzelf aan het beconcurreren, zat ik bij een solliciatiegesprek op het kantoor van een waterleidingbedrijf voor de functie van assistent applicatiebeheerder. Hetzelfde waterleidingbedrijf dat een paar maanden daarvoor nog de watertoevoer tot mijn huis had afgesloten vanwege wanbetaling van mijn kant. Hopende dat ze dat niet opgezocht hadden, verliep het hele gesprek als een goedlopende klok. En warempel enige tijd later had ik werk wat weer enigszins op niveau leek te zijn en ook nog in de stad waar ik woonde.

Als assistent applicatiebeheerder was ik mede verantwoordelijk voor een softwarepakket, wat weer door een andere partij geleverd en onderhouden werd, wat de meterstanden en daarbijbehorende facturatie van een paar miljoen huishoudens verzorgde. Al snel bleek dat het werken voor een semi-overheidsinstantie, zoveel andere waterleidingbedrijven waren er niet, een behoorlijk relaxte aangelegenheid was. Als semi-overheid mocht er geen winst gemaakt worden terwijl het geld, nou als water, binnenkwam. Een typefoutje van mijn kant zorgde er in de eerste maanden al voor dat er voor ongeveer een ton aan inkomsten teveel zou binnenkomen doordat klanten een te hoge factuur kregen. Eerlijk gezegd vreesde ik voor mijn relaxte baantje. Maar nee hoor, de boel werd gerepareerd en mocht er iemand achter komen dan waren die facturen altijd nog zo ondoorgrondelijk te maken door wijziging op wijziging op wijziging te versturen dat zelfs een briljante accountant het zou opgeven.

Kortom, prima naar mijn zin, goed op mijn plek, voldoende waardering, een prima baan dus.

Tot op een dag, na driekwart jaar ergens door iemand de beslissing was genomen dat het huidige softwarepakket niet meer voldeed aan de eisen van de hedendaagse computers. Voor de kenners: Het draaide in een terminal-emulator en de menubesturing was volledig gebaseerd op functietoetsen. Inderdaad behoorlijk gedateerd en gezien het geld toch als water binnenkwam werd er gekozen voor een prijzig alternatief. Een standaardpakket aangevuld met maatwerk en naar binnen gefietst door een consultancy bureau die in no-time alle managers had vervangen door welwillende interim managers.

Tot zover geen vuiltje aan de lucht, ware het niet dat er ook besloten was dat het nieuwe softwarepakket niet meer afhankelijk was van beheerders maar dat „ key-users” binnen de afdelingen deze rol konden vervullen. In de vergadering waarin dit bekend werd gemaakt trok ik als flexwerker vrij snel de conclusie dat mijn werk er bijna op zat. De mede-vergaderaars konden niet veel anders dan dit inderdaad beamen. Helaas voor mijn collega assistent applicatiebeheerder, die wel een vast contract had, was dit bij haar nog niet zo duidelijk geland. Voor alle duidelijkheid moet ik er misschien bij vertellen dat ze assistent applicatiebeheerster was geworden omdat ze, uit de verhalen die ik gehoord had, op een andere afdeling niet goed uit de voeten kon. Laten we het erop houden dat ze een wat markante persoonlijkheid had.

De „echte” applicatiebeheerders mochten zich, tot het nieuwe systeem in gebruik werd genomen, bezig houden met het overzetten van de bestaande gegevens naar het nieuwe systeem. Aan Carla en mij bleef de ondankbare taak achter om het huidige systeem draaiend te houden tot de dag dat het nieuwe systeem er was en wij daardoor overbodig geworden waren.  Daarnaast het het bedrijf net een nieuwe regio overgenomen en de gegevens van de klanten uit Friesland moesten op de een of andere manier eerst in het oude systeem terecht komen. Om alle nieuwe meterstanden en klanten te woord te staan was er een batterij aan telefonische flexwerkers aangenomen die een paarhonderd nieuwe aansluitingen per dag aannamen en dan was de bedoeling dat wij die via een tijdrovende omslachtige procedure handmatig opvoerden in het systeem, wat onmogelijk was om bij te houden. Carla was een zenuwinzinking nabij en de interim manager van het consultancy bedrijf die de leiding had over de telefoonbatterij vroeg mij elke ochtend op de parkeerplaats hoe het ervoor stond.

Mijn gedachten waren elke keer ongeveer als volgt: „Ik sta op het punt om mijn leuke, prettige baan kwijt te raken, ik werk hier op een flexcontract. dus eerlijk gezegd boeit het me voor geen enkele meter of ik die baan nu of over een paar maanden kwijtraak” en dat heb ik in enigszins andere bewoordingen ook geprobeerd over te brengen. Maar goed, met Carla was geen zee te bezeilen en zelfs in die situatie had ik nog wel iets van een gevoel voor arbeidsethiek, eergevoel, of hoe je het ook noemen wil.

Ik bedacht een manier waarop het wel mogelijk was om een paarhonderd wijzigingen per dag door te voeren maar dit stond of viel wel met het correct invullen van een excel document door de telefoonbatterij. Misschien moet in les 1 van de basiscursus typmiep komen: „Als iemand je vraagt om iets op een bepaalde manier in te vullen, doe dat dan”. De laatste maand van mijn baan was ik dus s avonds bezig om een aantal Excel lijsten naar een verwerkbaar document om te buigen en vervolgens de procedure die ik bedacht had hierop los te laten.

Dus in het kort, Ik ben elke avond aan het overwerken omdat ik een systeem bedacht heb om alle nieuwe data wel het systeem in te krijgen, wat handmatig nooit gelukt was en als dat klaar is ben ik mijn baan kwijt. Daarnaast heb ik door het overwerk ook nog geen tijd om een andere baan te zoeken. Ik vond het zelf niet zo gek dat er af -en toe wat rancuneuze gevoelens opborrelden tegen van alles en nog wat, maar voornamelijk tegen de interim managers van het consultancy bureau, die, zoals het interim managers, betaamd een grote energie van positiviteit uit probeerden te stralen. Ik was niet onder de indruk van gemaakte positiviteit en teambuildingspraatjes.

Het was de week, of trouwens misschien zelfs wel de vrijdag voor mijn laatste dag op maandag, dat het bedrijfsfeestje plaatsvond. Een kilometer of zeven verderop in een partycentrum. Als ik me niet vergis was het ergens in de zomer. Goed weer en met wel zin in een biertje fietste ik ernaartoe, met nog niets van een plan in mijn achterhoofd. Zoals te verwachten was begon het feest redelijk gezapig met een buffet en een paar biertjes, gezellig maar het leek geenszins op het geweldige feest te worden waar in de uitnodiging wel sprake van geweest was.
Om de feestvreugde te verhogen verscheen na het buffet een Andre Hazes look-a-like die een paar nummers ten gehore bracht. Ook dat bracht mij niet in de veronderstelde feeststemming. Hierna was de dansvloer geopend en onder de klanken van jaren 80 disco uit de boxen van de, in de tot DJ veranderde look-a-like, begonnen de interim managers als voortouw hun jaren 80 dansbewegingen te maken.

Vol verbazing en verwondering stond ik hierna te kijken en wat met collega’s te praten tot een klein demonisch stemmetje in mijn achterhoofd razendsnel een volledig uitvoerbaar plan bedacht om de interim managers zichzelf voor schut te laten zetten zonder dat ze het zelf door hadden.  Hoogstwaarschijnlijk zorgt het laatstgedronken glas bier ervoor dat ik mij rustig richting look-a-like achter zijn DJ tafel begeef. „Kan ik een nummer aanvragen?” Ja hoor zegt de DJ. Ik ga terug naar de menigte en stel me enigszins verdekt op. En ja hoor, na de laatste geluiden van het zoveelste jaren 80 disconummer klinken de eerste klanken van het door mij aangevraagde nummer. De vraag is wat er nu gebeurt.

Zoals volledig gehoopt en ook enigszins verwacht begint de hoofd interim manager, aanvankelijk wat huiverig, maar naarmate er mensen volgen, met overmatig enthousiasme en volledige positiviteit aan de vogeltjesdans. Gelukkig ben ik niet de enige die hier de humor van inziet anders zou mijn luide lach wel eens duidelijk gemaakt kunnen hebben dat ik er iets mee te maken heb.

Enigzins voldaan over wat zich net voltrok en de bijbehorende napret onder de collega’s waan ik mij veilig terwijl de volgende jaren 80 disco nummers volgen op de vogeltjesdans. Tot dat opeens onaangekondigd, de look-a-like DJ de microfoon ter hand neemt en als afgezant van het management vraagt: „We willen graag weten wie zonet de vogeltjesdans heeft aangevraagd!”. DAT zag ik niet aankomen! In eerste instantie probeer ik me zo anoniem mogelijk afzijdig te houden, maar blijkbaar willen ze het echt weten. „Wil degene die zonet de vogeltijesdans heeft aangevraagd, zich melden”, vraagt de DJ nogmaals. Als dit nog langer doorgaat komen ze vanzelf bij mij uit aangezien iedereen al rond loopt te loeren bedenkt dadelijk vanzelf iemand dat ik daarvoor met de DJ heb gepraat. Kortom na enige aarzeling steek ik mijn hand op en geef ik mezelf aan, althans zo voelt het ongeveer.

De DJ regelt ergens een barkruk en vraagt me of ik zo vriendelijk wil zijn er, midden op de dansvloer, alleen, op plaats te nemen. Hij start het nummer: „Hij was maar een clown” en ik besluit het maar gelaten over me heen te laten komen. Ik kijk wat rond maar afgezien van wat gegniffel hier -en daar krijg ik de indruk dat ik het als clown heel slecht doe. Na een minuut besluit een medewerkster van de meterstandenclub dat het genoeg is geweest, eigenlijk was ze ronduit boos, en trekt me van de barkruk af. Ik laat me verder niet teveel uit het veld slaan, drink nog een biertje en ga dan richting huis.

Nooit meer iets over of van gehoord, en mijn afscheid zelf van het bedrijf was ook gezellig en geslaagd.