Vogeltjesdans

Een uitnodiging voor een bedrijfsfeest. Een week voordat mijn diensten niet langer nodig zijn voor dat bedrijf wordt ik uitgenodigd voor een bedrijfsfeestje. Maar  hoe kan het dat ik op dat feest, alleen, in het midden van de dansvloer op een barkruk zit terwijl de Andre Hazes look-a-like DJ het nummer: „Hij was maar een clown” hard uit de luidsprekers laat schallen?

Om een lang verhaal kort te maken, ik had het er zelf enigszins naar gemaakt. Met een paar bier op, in een balorige bui gemengd met een apart gevoel voor humor kom ik een heel eind.

Ik werkte, via een uitzendbureau, voor een pinautomatenbedrijf daar zat ik op de helldesk en hielp ik klanten hun vastlopende pinautomaten, transacties, klachten telefonisch af te handelen. In die tijd waren die apparaten behoorlijk prijzig en de eventueel bijgeleverde  servicecontracten van hetzelfde prijzige kaliber. Klanten zonder servicecontract kregen zonder pardon een factuur van vijftig euro toegestuurd als ik ze ook maar enigszins geholpen had met hun soms terechte klachten. Dat resulteerde over het algemeen meer dan eens per week in een telefonische gesprek waarin iemand mij probeerde „klem te lullen” en ik, servicegericht als ik ben, maar tegelijkertijd met een onevenredig buitensporig groot rechtvaardigheidsgevoel over het algemeen staand naast mijn bureau, rood aangelopen uiteindelijk de verbinding moest verbreken met woorden als :”Op deze manier ga ik u niet helpen”, „Deze discussie ga ik niet aan, ik verbind u graag door met mijn teamleider” of in het ergste geval: „Dag mijnheer/mevrouw, tuut tuut tuut”

Geen baan die ik iemand aanraad langer dan een jaar te doen om niet gillend gek te worden of volledig apathisch en anti-sociaal gedrag te gaan vertonen. Maar blijkbaar had ik genoeg technische kennis en telefoonskills om ervoor te zorgen dat ik de baan niet kwijtraakte. Dit soort werk had ik al eerder gedaan en naast die twee vervelende telefoongesprekken per week was ik er eigenlijk best goed in. Tegelijkertijd echter was ik mij terdege bewust dat het geen hele gezonde situatie was.

Op een goede dag, een telefoontje van een ander kantoor van dezelfde uitzendorganisatie later, jazeker hetzelfde bedrijf was zichzelf aan het beconcurreren, zat ik bij een solliciatiegesprek op het kantoor van een waterleidingbedrijf voor de functie van assistent applicatiebeheerder. Hetzelfde waterleidingbedrijf dat een paar maanden daarvoor nog de watertoevoer tot mijn huis had afgesloten vanwege wanbetaling van mijn kant. Hopende dat ze dat niet opgezocht hadden, verliep het hele gesprek als een goedlopende klok. En warempel enige tijd later had ik werk wat weer enigszins op niveau leek te zijn en ook nog in de stad waar ik woonde.

Als assistent applicatiebeheerder was ik mede verantwoordelijk voor een softwarepakket, wat weer door een andere partij geleverd en onderhouden werd, wat de meterstanden en daarbijbehorende facturatie van een paar miljoen huishoudens verzorgde. Al snel bleek dat het werken voor een semi-overheidsinstantie, zoveel andere waterleidingbedrijven waren er niet, een behoorlijk relaxte aangelegenheid was. Als semi-overheid mocht er geen winst gemaakt worden terwijl het geld, nou als water, binnenkwam. Een typefoutje van mijn kant zorgde er in de eerste maanden al voor dat er voor ongeveer een ton aan inkomsten teveel zou binnenkomen doordat klanten een te hoge factuur kregen. Eerlijk gezegd vreesde ik voor mijn relaxte baantje. Maar nee hoor, de boel werd gerepareerd en mocht er iemand achter komen dan waren die facturen altijd nog zo ondoorgrondelijk te maken door wijziging op wijziging op wijziging te versturen dat zelfs een briljante accountant het zou opgeven.

Kortom, prima naar mijn zin, goed op mijn plek, voldoende waardering, een prima baan dus.

Tot op een dag, na driekwart jaar ergens door iemand de beslissing was genomen dat het huidige softwarepakket niet meer voldeed aan de eisen van de hedendaagse computers. Voor de kenners: Het draaide in een terminal-emulator en de menubesturing was volledig gebaseerd op functietoetsen. Inderdaad behoorlijk gedateerd en gezien het geld toch als water binnenkwam werd er gekozen voor een prijzig alternatief. Een standaardpakket aangevuld met maatwerk en naar binnen gefietst door een consultancy bureau die in no-time alle managers had vervangen door welwillende interim managers.

Tot zover geen vuiltje aan de lucht, ware het niet dat er ook besloten was dat het nieuwe softwarepakket niet meer afhankelijk was van beheerders maar dat „ key-users” binnen de afdelingen deze rol konden vervullen. In de vergadering waarin dit bekend werd gemaakt trok ik als flexwerker vrij snel de conclusie dat mijn werk er bijna op zat. De mede-vergaderaars konden niet veel anders dan dit inderdaad beamen. Helaas voor mijn collega assistent applicatiebeheerder, die wel een vast contract had, was dit bij haar nog niet zo duidelijk geland. Voor alle duidelijkheid moet ik er misschien bij vertellen dat ze assistent applicatiebeheerster was geworden omdat ze, uit de verhalen die ik gehoord had, op een andere afdeling niet goed uit de voeten kon. Laten we het erop houden dat ze een wat markante persoonlijkheid had.

De „echte” applicatiebeheerders mochten zich, tot het nieuwe systeem in gebruik werd genomen, bezig houden met het overzetten van de bestaande gegevens naar het nieuwe systeem. Aan Carla en mij bleef de ondankbare taak achter om het huidige systeem draaiend te houden tot de dag dat het nieuwe systeem er was en wij daardoor overbodig geworden waren.  Daarnaast het het bedrijf net een nieuwe regio overgenomen en de gegevens van de klanten uit Friesland moesten op de een of andere manier eerst in het oude systeem terecht komen. Om alle nieuwe meterstanden en klanten te woord te staan was er een batterij aan telefonische flexwerkers aangenomen die een paarhonderd nieuwe aansluitingen per dag aannamen en dan was de bedoeling dat wij die via een tijdrovende omslachtige procedure handmatig opvoerden in het systeem, wat onmogelijk was om bij te houden. Carla was een zenuwinzinking nabij en de interim manager van het consultancy bedrijf die de leiding had over de telefoonbatterij vroeg mij elke ochtend op de parkeerplaats hoe het ervoor stond.

Mijn gedachten waren elke keer ongeveer als volgt: „Ik sta op het punt om mijn leuke, prettige baan kwijt te raken, ik werk hier op een flexcontract. dus eerlijk gezegd boeit het me voor geen enkele meter of ik die baan nu of over een paar maanden kwijtraak” en dat heb ik in enigszins andere bewoordingen ook geprobeerd over te brengen. Maar goed, met Carla was geen zee te bezeilen en zelfs in die situatie had ik nog wel iets van een gevoel voor arbeidsethiek, eergevoel, of hoe je het ook noemen wil.

Ik bedacht een manier waarop het wel mogelijk was om een paarhonderd wijzigingen per dag door te voeren maar dit stond of viel wel met het correct invullen van een excel document door de telefoonbatterij. Misschien moet in les 1 van de basiscursus typmiep komen: „Als iemand je vraagt om iets op een bepaalde manier in te vullen, doe dat dan”. De laatste maand van mijn baan was ik dus s avonds bezig om een aantal Excel lijsten naar een verwerkbaar document om te buigen en vervolgens de procedure die ik bedacht had hierop los te laten.

Dus in het kort, Ik ben elke avond aan het overwerken omdat ik een systeem bedacht heb om alle nieuwe data wel het systeem in te krijgen, wat handmatig nooit gelukt was en als dat klaar is ben ik mijn baan kwijt. Daarnaast heb ik door het overwerk ook nog geen tijd om een andere baan te zoeken. Ik vond het zelf niet zo gek dat er af -en toe wat rancuneuze gevoelens opborrelden tegen van alles en nog wat, maar voornamelijk tegen de interim managers van het consultancy bureau, die, zoals het interim managers, betaamd een grote energie van positiviteit uit probeerden te stralen. Ik was niet onder de indruk van gemaakte positiviteit en teambuildingspraatjes.

Het was de week, of trouwens misschien zelfs wel de vrijdag voor mijn laatste dag op maandag, dat het bedrijfsfeestje plaatsvond. Een kilometer of zeven verderop in een partycentrum. Als ik me niet vergis was het ergens in de zomer. Goed weer en met wel zin in een biertje fietste ik ernaartoe, met nog niets van een plan in mijn achterhoofd. Zoals te verwachten was begon het feest redelijk gezapig met een buffet en een paar biertjes, gezellig maar het leek geenszins op het geweldige feest te worden waar in de uitnodiging wel sprake van geweest was.
Om de feestvreugde te verhogen verscheen na het buffet een Andre Hazes look-a-like die een paar nummers ten gehore bracht. Ook dat bracht mij niet in de veronderstelde feeststemming. Hierna was de dansvloer geopend en onder de klanken van jaren 80 disco uit de boxen van de, in de tot DJ veranderde look-a-like, begonnen de interim managers als voortouw hun jaren 80 dansbewegingen te maken.

Vol verbazing en verwondering stond ik hierna te kijken en wat met collega’s te praten tot een klein demonisch stemmetje in mijn achterhoofd razendsnel een volledig uitvoerbaar plan bedacht om de interim managers zichzelf voor schut te laten zetten zonder dat ze het zelf door hadden.  Hoogstwaarschijnlijk zorgt het laatstgedronken glas bier ervoor dat ik mij rustig richting look-a-like achter zijn DJ tafel begeef. „Kan ik een nummer aanvragen?” Ja hoor zegt de DJ. Ik ga terug naar de menigte en stel me enigszins verdekt op. En ja hoor, na de laatste geluiden van het zoveelste jaren 80 disconummer klinken de eerste klanken van het door mij aangevraagde nummer. De vraag is wat er nu gebeurt.

Zoals volledig gehoopt en ook enigszins verwacht begint de hoofd interim manager, aanvankelijk wat huiverig, maar naarmate er mensen volgen, met overmatig enthousiasme en volledige positiviteit aan de vogeltjesdans. Gelukkig ben ik niet de enige die hier de humor van inziet anders zou mijn luide lach wel eens duidelijk gemaakt kunnen hebben dat ik er iets mee te maken heb.

Enigzins voldaan over wat zich net voltrok en de bijbehorende napret onder de collega’s waan ik mij veilig terwijl de volgende jaren 80 disco nummers volgen op de vogeltjesdans. Tot dat opeens onaangekondigd, de look-a-like DJ de microfoon ter hand neemt en als afgezant van het management vraagt: „We willen graag weten wie zonet de vogeltjesdans heeft aangevraagd!”. DAT zag ik niet aankomen! In eerste instantie probeer ik me zo anoniem mogelijk afzijdig te houden, maar blijkbaar willen ze het echt weten. „Wil degene die zonet de vogeltijesdans heeft aangevraagd, zich melden”, vraagt de DJ nogmaals. Als dit nog langer doorgaat komen ze vanzelf bij mij uit aangezien iedereen al rond loopt te loeren bedenkt dadelijk vanzelf iemand dat ik daarvoor met de DJ heb gepraat. Kortom na enige aarzeling steek ik mijn hand op en geef ik mezelf aan, althans zo voelt het ongeveer.

De DJ regelt ergens een barkruk en vraagt me of ik zo vriendelijk wil zijn er, midden op de dansvloer, alleen, op plaats te nemen. Hij start het nummer: „Hij was maar een clown” en ik besluit het maar gelaten over me heen te laten komen. Ik kijk wat rond maar afgezien van wat gegniffel hier -en daar krijg ik de indruk dat ik het als clown heel slecht doe. Na een minuut besluit een medewerkster van de meterstandenclub dat het genoeg is geweest, eigenlijk was ze ronduit boos, en trekt me van de barkruk af. Ik laat me verder niet teveel uit het veld slaan, drink nog een biertje en ga dan richting huis.

Nooit meer iets over of van gehoord, en mijn afscheid zelf van het bedrijf was ook gezellig en geslaagd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.